FCI classificatie:
Groep 2 (Pinschers en Schnauzer, Molossers en Zwitserse Sennenhonden)
Sectie 1 Pinscher en Schnauzer type
Met werkproef
Korte historie:
De Dobermann is het enige Duitse ras die de naam draagt van zijn originele fokker, Friedrich Louis Dobermann (02.01.1834 – 09.06.1894). Volgens de overlevering was hij een belastinginner, manager van een slachterij en parttime hondenvanger, wettelijk bevoegd om zwerfhonden te vangen. Hij fokte met honden uit deze opvang die vrij scherp waren. De zogenaamde “slagers honden”, welke al een vrij puur ras was in die tijd, speelde een hele belangrijke rol in het ontstaan van het ras de Dobermann. Deze honden waren van een vroeg type Rottweiler, gekruist met een type herdershond die in Thüringen als een zwarte hond met roestrode markeringen bestond. Louis Dobermann fokte met deze kruisingen in de 70-er jaren van het jaar 1800. Op deze wijze ontstond “zijn ras”, niet alleen alerte, maar ook zeer verdedigende werk- en huishonden. Ze werden vaak gebruikt als waak- en politiehonden. Hun veelvuldige inzet in het politiewerk gaf ze de bijnaam “Gendarme hond”. Ze werden gebruikt in de jacht om groot ongedierte onder controle te houden. In deze omstandigheden was het vanzelfsprekend dat de Dobermann officieel werd erkend als een politiehond aan het begin van de 20e eeuw.
Het ras Dobermann vereist een middelgrote, krachtige en gespierde rashond. Ondanks zijn inhoud zal hij elegant en nobel zijn, wat duidelijk naar voren komt in zijn lichaamsbelijningen. Hij moet uitzonderlijk geschikt zijn als een metgezel, verdedigings- en werkhond als ook een gezinshond.
Algeheel Voorkomen :
De Dobermann is middelgroot, krachtig en gespierd gebouwd. Door zijn elegante lichaamsbelijningen, zijn trotse houding, het temperamentvolle karakter en de vastberaden uitdrukking voldoet hij aan het ideaalbeeld van de hond.
Belangrijke verhoudingen:
Het lichaam van de Dobermann is bijna vierkant, dit geldt in het bijzonder bij de reuen. De lichaamslengte (gemeten van het boeggewricht tot het zitbeen) moet de schofthoogte bij de reuen met niet meer dan 5% overschrijden en bij de teven niet meer dan 10%.
Gedrag en temperament:
Van huis uit is de Dobermann vriendelijk en rustig. Erg aanhankelijk aan de familie. Een middelmatig temperament en een middelmatige scherpte is een vereiste. Een middelmatige irritatiedrempel is vereist. De Dobermann houdt van werken en moet een goed werkvermogen, moed en hardheid hebben en makkelijk te trainen zijn. Met gepaste aandacht voor het milieu moet er speciale nadruk worden gelegd op zelfverzekerdheid en durf.
HOOFD
Schedelgedeelte:
Krachtig in verhouding tot het lichaam. Van boven gezien is het hoofd in de vorm van een stompe keg “gesneden”. Van voren gezien moet de schedellijn (kroonlijn) vrijwel recht zijn en zal niet naar de oren toe afvallen. De neuslijn verloopt bijna parallel (recht) aan de schedellijn, welke vloeiend in de hals afrond. De wenkbrauwbogen zijn goed ontwikkeld zonder overdreven vooruit te steken. De stopgroef is nog zichtbaar. De achterhoofdknobbel mag niet opvallend zijn. Van voor en van boven gezien zijn de zijde (de bakken) van het hoofd niet te krachtig ontwikkeld.
De lichte welving tussen de bovenkaak en de jukbeenderen moeten in harmonie zijn met de totale lengte van het hoofd. De spieren van het hoofd zijn krachtig ontwikkeld.
Stop: Is flauw maar wel duidelijk ontwikkeld.
Aangezichtschedel:
Neus:
De neusspiegel is goed ontwikkeld, meer breed dan rond, met grote openingen, zonder naar voren uit te steken.
De neuskleur is zwart bij zwarte honden en bij bruine honden overeenkomstig de lichtere kleur.
Voorsnuit:
De voorsnuit moet in goede verhouding zijn met de schedel en moet krachtig ontwikkeld zijn. De voorsnuit is diep.
De mondhoek moet tot aan de molaren reiken.
Een goede voorsnuit breedte moet ook in de boven- en ondersnijtanden aanwezig zijn.
Lippen:
Zij moeten vast en glad aan de kaken aanliggen en moeten een strakke nauwe sluiting van de mond waarborgen.
Het pigment van gehemelte en lippen is donker en bij de bruine Dobermann overeenkomstig de lichtere kleur.
Kaken/gebit/tanden:
Krachtige, brede boven -en onderkaak, schaargebit, 42 tanden en kiezen correct geplaatst en van normale grootte.
Ogen:
Middelgroot, ovaal en donker van kleur. Een lichtere kleur is voor de bruine honden toegestaan. Goed aangesloten oogleden. De oogleden zijn behaard. Kaalheid rond het oog is hoogst ongewenst.
Oren:
De natuurlijke oren hebben een redelijke grootte, zijn op het hoogste punt van de schedel zijdelings aangezet en liggen bij voorkeur tegen de wangen aan.
HALS
De hals is van goede lengte en in verhouding tot het lichaam en het hoofd. De hals is droog en gespierd. De belijning is oplopend en iets gebogen. De houding van de hals is rechtop en toont veel adel.
LICHAAM
Schoft:
Moet in het bijzonder bij reuen in hoogte en lengte geprononceerd zijn en daarbij van de kroep af in oplopende toplijn naar de schouders toe lopen.
Rug:
Is kort en vast. De rug en de lendenpartij zijn van goede lengte en goed gespierd. De teef kan iets langer zijn in de lendenen, omdat zij plaats nodig heeft voor haar nakomelingen.
Kroep:
Moet vanaf het darmbeen richting staartaanzet, gering en slecht waarneembaar afvallen en toont goed afgerond, is noch recht of opvallend hellend. Goede breedte en breed gespierd.
Borst:
De borstlengte en diepte moet in verhouding zijn met de lichaamslengte. De borstdiepte, met de licht gewelfde ribben, bedraagt bijna 50% van de schofthoogte. De borst is van goede breedte met in het bijzonder een goed ontwikkelde voorborst.
Buiklijn:
Vanaf het einde van het borstbeen richting het bekken moet de buikbelijning duidelijk opgetrokken zijn.
STAART
De staart wordt natuurlijk gedragen en wordt bij voorkeur in een lichte boog naar omhoog gedragen.
LEDEMATEN
Voorhand/Algemeen:
De Voorbenen zijn van alle kanten bekeken bijna recht, verticaal op de grond en krachtig ontwikkeld.
Schouderbladen:
De schouderbladen liggen dicht tegen de borstkas aan en zijn beide aan kanten van de schouderbladrichel goed gespierd.
Het schouderblad steekt iets boven de doornuitsteeksels van de borstwervels uit, is zo schuin mogelijk en geeft een hoeking van ongeveer 50 graden.
Opperarm:
Goede lengte, goed gespierd.
Ellebogen:
Goed aangesloten, niet uitdraaiend.
Benen:
Sterk en recht, goed gespierd. De lengte is in harmonie met het hele lichaam.
Pols:
Krachtig.
Middenvoet:
Is krachtig. Van voren gezien recht en van de zijkant gezien iets schuin.
Voeten:
Kort en vast, de tenen zijn gewelfd (katvoet). De nagels zijn kort en zwart.
ACHTERHAND/ALGEMEEN:
Van achter bekeken toont de Dobermann door zijn goede bekkenbespiering breed in de heup en kroep en afgerond.
Het spierverloop van de heup richting dijbeen en onderbeen, geeft een goede breedteontwikkeling, zowel in de omgeving van het dijbeen, knieschijf en het onderbeen. De benen zijn recht en staan parallel.
Dijbeen:
Is van goede lengte en breedte en goed gespierd. Heeft een goede hoeking t.o.v. het heupgewricht. De hoeking bedraagt t.o.v. het horizontale ongeveer 80 tot 85 graden.
Knie:
Het kniegewricht is krachtig en wordt door het dij -en onderbeen alsmede de knieschijf gevormd.
Scheenbeen/kuitbeen:
Middelmatige lengte en in goede verhouding met de totale achterhand.
Spronggewricht:
Middelkrachtig en parallel. Het scheen-/kuitbeen verbind zich in het spronggewricht met de middenvoetsbeentjes.
Middenvoet:
Kort en staat verticaal t.o.v. de grond.
Voeten:
Zijn als de voorvoeten. De tenen van de voeten zijn kort gesloten en gewelfd. De nagels zijn kort en zwart.
GANGWERK
Het gangwerk is bijzonder belangrijk, zowel voor de africhting alsmede voor het exterieur. De gang is elastisch, elegant, soepel, vrij en uitgrijpend. De voorbenen grijpen zover mogelijk uit. De achterhand grijpt ver uit en geeft de nodige stuwkracht. De voor -en achterbenen gaan in een diagonale gang. Er moet een goede stabiliteit zijn in de rug, banden en gewrichten.
DE HUID
De huid is goed strak aangesloten en goed gepigmenteerd.
BEHARING
Haar:
Het haar is hard, kort en dicht. Het ligt nauw, glad en gelijkmatig aan over het lichaam verdeeld. Onderwol is niet toegestaan.
Kleur:
De Dobermann wordt in 2 kleurvariëteiten gefokt: zwart of donkerbruin met een roestrode scherpe afgetekende zuivere brand.
De tan aftekening zit op de voorsnuit, als een vlek op de wangen, boven de oogleden (wenkbrauwen), op de keel, twee vlekken op de voorborst, polsen, middenvoet en voeten, aan de binnenkant van de dij en benen en onder de staart.
SCHOFTHOOGTE EN GEWICHT
Reuen : 68-72 cm
Teven : 63-68 cm
De gemiddelde maat is het meest gewenst.
Reuen : 40-45 kg
Teven : 32-35 kg
FOUTEN
Elke afwijking van de hier bovengenoemde punten moet als een fout worden beschouwd waarvan de evaluatie in verhouding moet staan tot de mate van afwijking en de invloed ervan op de gezondheid en het welzijn van de hond en zijn vermogen om het vereiste rastypische werk uit te voeren.
Fouten/algemeen: Gebrek aan geslachtskenmerken, te weinig substantie, te licht, te zwaar, te veel beenlengte, zwak botwerk.
Hoofd: Te zwaar, te smal, te kort, te lang, te veel of te weinig stop, ramsneus, onvoldoende parallellisme van de schedel, zwakke onderkaak, ronde of spleet ogen, lichte ogen, bakkenvorming, onvoldoende lipsluiting.
Hals: Iets kort, te kort, keelhuid, wammen, te lang (niet in harmonie), hertenhals.
Lichaam: Rug niet vast, afvallende kroep, doorgezakte rug, karperrug, te veel of te weinig ribwelving, niet voldoende borstdiepte of breedte. Rug in totaal te lang, missende voorborst, te hoog of te lage staartaanzet, buiklijn te weinig of te veel opgetrokken.
Ledematen: Te veel of te weinig hoeking in voor -en/of achterhand. Losse ellebogen; van de standaard afwijkende ligging en lengte van de benen en gewrichten. Voeten te dicht of te ver van elkaar. Koehakkig, O-benen of een te nauwe stand van de achterbenen. Open of zwakke voeten, gekromde tenen, lichte nagels.
Beharing: Te lichte en niet scherp afgetekende onzuivere brand, te donker masker, grote zwarte vlekken aan de benen, slecht zichtbare of te grote borstvlekken. Lang, zacht, gekruld of glansloos haar alsmede dunne beharing en kale plekken.
Hoogte: Een afwijkende grote van de standaardmaat tot twee centimeter moet het resultaat met 1 kwalificatie worden verlaagd.
Gangwerk: Waggelend, trippelend, onvrij gangwerk en telgang.
DISKWALIFICATIE FOUTEN
Algemeen: Uitgesproken omkering van het geslachtsbeeld.(reu ziet er uit als teef en omgekeerd)
Ogen: Gele ogen (roofvogelogen), ogen van verschillende kleur.
Gebit: Bovenvoorbijten, tanggebit, onderbijten en missende tanden/kiezen.
Beharing: Witte vlekken, uitgesproken lang -en krulharige honden, dunne beharing en grote kale plekken.
Karakter: Angstige, schuwe, nerveuze en overdreven agressieve honden.
Schofthoogte: Honden die meer dan 2 centimeter van de Standaard naar boven of onder afwijken.
NB:
Reuen dienen twee normaal ontwikkelde teelballen te hebben, volledig in het scrotum ingedaald.
Voor de fokkerij dienen uitsluitend functionele en fysiek gezonde honden gebruikt te worden die aan de rasstandaard voldoen.